Licht in donkere dagen
Gelukkig kunnen we niet bezuinigen op mededogen. Medeleven in kleine gebaren en gewone woorden. Mededogen om bij stil te staan en stil van te worden. Tussen dementerenden onderling, jegens hun partner en jegens zorgmedewerkers.
‘Ik weet soms niet wie het moeilijker heeft’, zegt een dementerende, slechtziende cliënt, ‘mijn vrouw of ik’.
Een man, net terug uit het ziekenhuis na een herseninfarct, vertelt dat zijn vrouw hem maar ‘een sul’ vindt. De collega’s van het zorghotel hebben haar op hem horen schelden en gezien dat zij aan zijn haar trekt. En die valpartij van gisteravond??? Mijn collega’s van het zorghotel grijpen onmiddellijk in: huisarts en kinderen waarschuwen, vragen of de dagopvang hem vandaag kan beschermen (tegen zijn vrouw!) en hem een beetje uit zijn schulp kan peuteren. Ze laten ons even kennis maken met haar, zodat wij weten wie we uit de buurt moeten houden. Volgens de test is zij ‘niet dementerend’, maar er is echt wel iets mis met haar begripsvermogen. Maar ondanks dat:
‘Zij bedoelt het goed!’, zegt hij. En zij: ‘Als je zo ziek bent, waarom ga je dan niet dood?’
Dan gaat zij een rietje voor hem halen: ‘Hij drinkt zo moeilijk.’
Ik geef een ernstig zieke meneer met Parkinson een plek in een solide leunstoel naast een andere bezoeker, met gerust hart. Onmiddellijk schuift deze dementerende man naar voren op zijn stoel en zegt tegen zijn veel ziekere medebezoeker ‘Ik vind het zo knap wat jij doet…’
Dat dametje dat altijd voor haar overbuur het kuipje smeerkaas open peutert. De man die, kwaad, zegt: ‘Dat vind ik normaal!’, als ik hem bedank dat hij een boterham smeert voor iemand naast hem die er erg mee tobt. Die cliënt die altijd oplet dat het puzzelboekje van zijn maat niet kwijt raakt. Die bezoeker die, hoe hard hij ook moet zoeken naar het juiste woord, iedere keer vraagt: ‘Hoe is het met jouw… uh… jouw, hè, verbouwing?’
Die man, die bij het verlaten van het busje waarmee hij en de anderen naar huis worden gebracht, zijn grote handen zachtjes op het hoofd van twee dames legt voor hij uitstapt, bij wijze van groet. Oh, en dan ook nog even op het mijne, als hij mij ziet kijken. Als ik grap: ‘ Maar ik kan niet bij uw hoofd…’, buigt hij zich dubbel zodat ik even mijn hand op zijn bijna kale hoofd kan leggen…
Dat zijn lichte momenten in donkere dagen. Door het hele jaar heen en in tijden van bezuinigingen.
Desirée van Keulen